Grenzeloos Leven – Met Respect Voor Alles Wat Ademt
Hoofdstuk 1: Fundamenten
Ik ben geboren op 10 oktober 1966, in Tongeren, waar de seizoenen zacht lijken te landen en zelfs de lucht iets oud eerbiedig met zich meedraagt. Mijn overtuigingen ontspruiten niet aan dogma's; ze komen uit een soort aarzeling, een neiging tot voorzichtigheid met alles wat leeft. Respect is het kompas waar ik stilletjes op vertrouw. In het boeddhisme vond ik rust omdat hun mededogen niet ophoudt bij de mens, maar zich als een ademcirkel uitbreidt tot elk levend wezen; in het taoïsme fascineert vooral de lichtheid van het niet-doen, alsof de meest natuurlijke keuze vaak de meest waardevolle blijkt.
Mijn opvoeding was geen vloeiende rivier. Het gezin waarin ik opgroeide kende net iets te veel tegenwind en scherpe hoeken, de spanningen gonsden als insecten in de zomeravonden. Toch is daaruit mijn diepe verlangen ontstaan om het anders te doen—mijn gezin, mijn kinderen en mijn partner zijn nu echt mijn anker. Ik wil een veilige haven zijn, waar de lucht helder is en de dagen mild, omdat ik weet wat het is als dat er niet is.
Ik geef toe: ik ga kwistig om met vertrouwen, wellicht uit een hardnekkige wens in het goede in mensen te blijven geloven. Toch zie ik de laklaag die velen om zich heen dragen, de glans die reality verdoezelt. Volledige overgave aan een handvol mensen—dat is mijn compromis. De rest, daar dans ik lichtjes omheen, zonder onnodige verwachting.
Hoofdstuk 2: Dromen en Ambities
Ik ben altijd op zoek geweest naar iets nieuws, niet uit rusteloosheid maar uit een bonzend verlangen om alles wat mogelijk is, ten minste te proeven. Voor mij is conventie iets om af te stofferen, te bekijken en dan weer los te laten. Het liefst reis ik letterlijk en figuurlijk buiten de platgetreden paden. Zestig landen, acht maanden dwars door Afrika op een motor, een zoektocht naar balans in China met twee jaar taichi, zelfs de vervangende legerdienst bracht me tot in Suriname, waar het leven zich anders uitpakt dan in de lage landen van mijn geboorte.
Het verlangen naar experiment uit zich niet alleen fysiek. Cursussen, boeken, nieuwe invalshoeken—ik zie het leven als een veld vol onverwachte doorschoten bloemen, elk uniek, elk het ontdekken waard. Wat voor mij telt, is niet de snelheid van de reis, maar de reikwijdte van mijn blik, de diepte waarmee ik het onbekende durf aanraken.
Mijn dromen bewegen zich steeds verder: ik zie voor me hoe ik met de kracht van technologie iets wezenlijk nieuws kan neerzetten. Een AI-bedrijf, ja, het klinkt groots, maar het groeit langzaam en doelgericht uit de zaadjes die ik nu al aan het planten ben. Dromen, voor mij, zijn niet abstract, maar opdrachten van mijn latere zelf.
Hoofdstuk 3: Uitdagingen en Groei
Tegenslagen zijn geen vijanden om te bevechten, maar rare, schurende vrienden die mijn veerkracht vergroten. Misschien is het door alle reizen, door het vaak opnieuw moeten uitvinden van wat huis betekent, dat in mij een sterke kern is ontstaan. Opgeven is nooit een optie geweest. Zelfs ziektes—ik probeer ze niet gelaten te ondergaan, maar zoek tot in de vezels naar volledige heling, vaak door eigen energie en soms dankzij de warmte van mensen om mij heen.
Die kring van dierbaren—vrienden, familie, de onzichtbare draden die mij overeind houden als de storm al te wild aan mijn fundamenten trekt. Ik ben niet van de grote groepen; het idee van gemeenschap betekent voor mij vooral dichtbij-zijn, luisteren, delen zonder oordeel.
En als mijn leven tot nu toe me iets heeft geleerd, is het dat zelfinzicht niet optioneel is. De wereld begrijpen begint altijd bij jezelf, in het stille stuk tussen weten en niet-weten. Macht, geld, roem—het zijn echo’s die snel wegsterven. Wat blijft is altijd het innerlijke gesprek, de zoektocht naar betekenis.
Hoofdstuk 4: Prestaties en Invloed
Als anderen me vragen naar mijn grootste prestaties, dwaalt mijn blik onwillekeurig eerst af naar de wereld. Twee diploma’s voelde als springplanken, geen eindbestemmingen. Mijn reizen? Die hebben mijn grenzen verlegd, mijn denken uitgerekt. Maar waar ik het meest fier op ben, zijn de dingen waaraan geen geld of applaus hangt: mijn kinderen, prachtige volwassenen geworden in hun eigen recht, gevormd in het licht en de ruimte die ik ze heb kunnen geven.
Dichter bij huis, letterlijk: het bewerken van een veld van één hectare, het planten van vijfhonderd bomen—elk groeipunt een stille belofte aan de aarde en de generaties na mij. Groei die niet spektakel hoeft te zijn, maar wel betekenis stapelt, laag op laag, seizoen na seizoen.
Toch voel ik dat mijn invloed niet stopt bij het tastbare. Ik probeer van mijn leven een voorbeeld te maken, een uitnodiging aan anderen om volledig, onbeschaamd aanwezig te zijn. Niet als een wervelwind, maar als een zachte bries die nieuwe zaadjes doet kiemen.
Hoofdstuk 5: Visie
Alles wat ik heb geleerd, alles wat ik heb doorleefd, komt voor mij samen in één simpele overtuiging: haal alles uit het leven, met respect voor alles wat leeft. Amor fati—omarm je lot, sta open voor wat je pad kruist, zelfs als het niet is wat je had gehoopt. Laat elke dag een kans zijn om te genieten, om nieuwsgierigheid en mildheid de ruimte te geven.
Wat ik hoop na te laten aan mijn kinderen, mijn dierbaren, is geen gouden regel maar een houding: durf te leven met open handen, zonder angst om te verliezen. Heb lief, wees zacht — ook voor jezelf. Zie de rijkdom in de eenvoudige dingen en kijk voorbij je eigen horizon, telkens opnieuw. Want alles wat leeft verdient onze aandacht. En zo, hoop ik, blijft er na mij iets achter dat lichter weegt dan mijn voetafdruk, maar dieper wortelt dan welk monument ook.